Categoriearchief: Klimgebieden

El Chorro: over het koningspad

Je kunt het je bijna niet voorstellen, maar toen ik begon met klimmen waren er weinig klimblogs. Als ik een nieuwe bestemming zocht, dook ik vaak de boekhandel in. Zelfs de Lonely planet moest eraan te pas komen. De inspiratie voor het Spaanse El Chorro kwam uit onverwachte hoek. “Caminito del Rey krijgt make-over“, kopte de headlines in 2004. Het koningspad op 100 meter hoogte van Alóra naar Malaga dat tot een aantal fatale ongevallen had geleid, zou worden gerestaureerd. In het artikel werd El Chorro als ideale bestemming voor klimmers genoemd. Sí sí!

Horror

Mijn eerste kennismaking met El Chorro destijds is met drie woorden te beschrijven: regen, regen, regen. De helft van de tijd regende het zo hard, dat de modder over de wegen stroomde. Statistisch gezien onmogelijk in Andalusië. Op de overige dagen waaide het Decathlon tentje, dat we speciaal voor die ene vakantie kochten, bijna weg. Noemenswaardige klimprestaties werden niet geleverd. Horror. Gek genoeg is El Chorro me altijd bijgebleven als één van de tofste klimspots. Waarom? Vanwege de totale staat van ontspanning. Wie je ook bent, je mag altijd meeklimmen, -eten of meerijden. Die gemoedelijkheid en gastvrijheid zijn kenmerkend voor dit Spaanse gebied.

El Chorro
Hike with a view; de stuwdam van El Chorro
Escalera Arabe

Galm

In november 2019 verruilen we het tentje van weleer voor een comfortabel appartement in Alóra, op 20 minuten rijden van El Chorro. Een fijne keuze als je zelfvoorzienend wilt zijn, want een goede bakker, slager en supermarkten zijn er in overvloed. “Bienvenue a Casita el Jasmin!“, galmt het vrolijk als we de trappen van ons appartement oplopen. Onze van oorsprong Franse host Nadiá kletst ons gezellig de oren van het hoofd, terwijl ze zelfgemaakte vijgenjam en een fles goede tinto in mijn handen drukt. Alóra heeft als voordeel dat het centraal ligt tussen zowel El Chorro als de klimgebieden aan de kust, zoals Puerto Rico (Marbella) en Mijas (Fuengirola). Al komen we daar deze vakantie niet aan toe…

Mi casa es tu casa in Alóra

Dagjesmensen

Ik ben benieuwd of El Chorro na al die jaren nog steeds zijn semi-verlaten charme heeft bewaard. Het is even slikken als we weer de eerste keer de bergen in rijden. Waar eerder de TomTom het woord El Chorro niet herkende, staat nu om 5 kilometer een bordje. El Chorro is dé toegang tot de Caminito del Rey en dat zullen we weten. Touringcars volgepropt met dagjesmensen rijden af en aan naar ‘ons’ dorp. De restauratie van het koningspad heeft gezorgd voor een explosie van het toerisme in de regio. Naast een camping en verschillende b&b’s kent het dorp nu zelfs een hotel, la Gargante, dat gelukkig in stijl is gebouwd in de voormalige tarwefabriek.

Pamper

Het zonnetje brandt de eerste dagen hard op de zuidelijk gelegen routes van sector Frontales. “Better put on some sunscreen, love”, tippen twee vriendelijke Britten me. Zelf zijn ze niet zo van de smeersels, te zien aan de rode strepen op hun ruggen. “Ben benieuwd wat ze gaan klimmen,” mompel ik terwijl ik een gemakkelijke route zoek om op te warmen. De route die de Brit klimt, ziet er toegankelijk uit. Ik gok 6a. De mannen, die naar eigen zeggen well into hun sixties zijn, blijken op hun gemakje alle 7b’s en 7c’s af te vinken. “We klommen al 8a toen jij nog in de pampers liep.” Respect. Frontales biedt gelukkig ook een aantal prachtige makkelijke routes, zoals Café Burboscon (5c) en Seco y Pedro (6b). Geïnspireerd door de krasse heren klim ik een paar dagen later op dezelfde wand Anack Sunamun (7b), die met zijn 40 meter wel wat kostbare huid vergt.

No pain, no gain (Anack Sunamun heeft er letterlijk ingehakt)

Citroenen

Wanneer je van Alorá naar El Chorro rijdt, doemt de immense oranje-grijze rots al na enkele minuten op. Met als masterpiece de imposante grot Poema de Roca. De routes in de grot zijn immens populair en glad geklommen. Een goed alternatief zijn de routes rechts van de grot, zoals Vivac Porus (7a+). Deze licht overhangende route is wat technischer, met een paar tricky kruispassen halverwege. En een mega-verzurende uitklim op platte, maar goede grepen. “Deze kan ik wel“, roep ik enthousiast na een eerste uitwerkpoging. Des te frustrerender wordt het wanneer ik keer op keer zo verzuur dat ik los moet laten. Mijn armen voelen als een netje uitgeperste citroenen. Ik moet denken aan de tegeltjeswijsheid van de vriendelijke Brit eerder die dag: “When life gives you lemons, make lemonade”. Na een rustdag doe ik nog een poging en klim de route uit.

Poema de Roca
Poema de Roca

Desplomilandia

Na een week bakken in de zon op Frontales is het tijd voor iets anders. De zonnebrand gaat anders wel erg snel op. De keuze valt op Desplomilandia, een ruig ogend gebied omgeven door groenblauwe stuwmeren. Bij subsector Buena Sombra ontmoeten we een groep Amerikaanse teletubbies – herstel – klimmers. De geboren Texanen hebben het zichtbaar lastig met de ijzige Spaanse wind die over het stuwmeer raast. Ze klimmen in hun dikste jassen met handschoenen aan. “We dachten dat het in Spanje warm zou zijn”. Als Nederlander ben ik natuurlijk wel wat gewend, dus trek ik enthousiast mijn donsjas uit om in Buena Sombra (6b+) te stappen.

Desplomilandia
Koukleumen in Akira (7b), sector El Cable (Desplomilandia)

Het is niet koud

De routes bij Desplomilandia voelen een stuk harder dan in de gebieden dusver. De klimstijl is technisch, de kleine greepjes vlijmscherp. En daardoor extra pijnlijk aan de koude vingertjes. Klimmen onder deze omstandigheden gaat nog nét. Zekeren is een ander verhaal. Wanneer ik uitgebreid de crux van Akira (7b) bestudeer, hoor ik onder me het koude gesnotter van Richard, die mij geduldig vol in de wind staat te zekeren. Na en paar uur noordenwind houden we het voor gezien. Tip: bewaar Desplomilandia voor hete dagen.

Desplomilandia
Desplomilandia

Legaal

Op rustdagen is El Chorro een ideale uitvalsbasis voor een flinke portie shopping in één van de talrijke malls rond Malága. Wie meer van natuur houdt, kan kiezen voor een wandeling rondom het dorp. Bijvoorbeeld het pad dat via sector Makinodromo over een deel van de Caminito del Rey loopt. Makinodromo is volgens de topo op een aantal manieren te bereiken, variërend van snel en illegaal (via de treintunnels) tot lang en legaal (te voet). We kiezen de legale versie. De wandeling is tricky door de niet zo vaste grindpaadjes. Het spooky gevoel wordt versterkt door de tientallen vale gieren die ons structureel lijken te volgen.

Vale gieren halverwege de routes van sector Lourdes (Makinodromo)

Light my fire

Na zo’n drie uur flink omhoog stappen, zie ik in de verte de wanden van Makinodromo opdoemen. Onder de rots brandt een vuur. “Is het wel veilig om daar langs te lopen? Wie weet woont daar een of andere wacko”. Ik heb duidelijk teveel Netflix-horror gekeken en voel me niet op mijn gemak. Eenmaal dichterbij zien we twee verkleumde jongens rond hun zelfgebrouwen kampvuur. “Zie je wel, niets om bang van te zijn“, grapt Richard wijzend op de twee piepjonge klimmertjes. “Jullie zijn de eerste mensen die we zien deze week.” Ze zijn al vijf dagen afgesneden van de beschaving om de klassieke lijn Lourdes (8a) te klimmen.

Makinodromo
Verkleumde Brit in Lourdes (8a), sector Makinodromo (de lichtblauwe vlek links ben ik (:) )

Staalkabel-stress

Na een halve dag wandelen komen we bij het instappunt van de Caminito. Een duidelijke ingang is er niet. Wel een deel van de oude brug met een staalkabel. Klimmer of geen klimmer, ik voel wat stress starend in de 100 meter diepe rivier El Chorro. “Er kan niets gebeuren”, bemoedigt Richard me. Nou, goed dan. Het alternatief is vier uur terug wandelen, of illegaal een treintunnel doorlopen. Ik praat mezelf moed in en steek het betonnen luchtbruggetje over. Het lijkt de andere toeristen niets te deren, ze zijn druk met hun selfie sticks.

Caminito del Rey
De scary (blijkbaar illegale) toegang tot de Caminito del Rey

Stiekemerd

Hola“, klinkt het een paar minuten nadat we het koningspad op zijn geklommen. We worden staande gehouden. “Mijn collega zag op de camerabewaking dat jullie het pad op zijn gesprongen. Dat mag niet.” Dat we klimmers zijn en de topo aangeeft dat we deze short-cut mógen benutten, deert de strenge Spaanse meneer niets. Ik zet mijn grootste ogen op en kijk een paar keer héél zielig, maar niets helpt. We moeten terug naar de start van de Caminito. De bewaker geeft ons twee verrassende opties: terug met de bus naar El Chorro, óf stiekem door de treintunnel lopen. Wat? Bus it is!

Caminito del rey
“Hola”, nog net op tijd voor een selfie

Praktische info El Chorro

Overwinteren voor klimmers: Seynes

Vrouwen zijn goed in subtiel klimmen en mannen komen beter tot hun recht in overhangende spierbalrots. Zo. Laat ik eens met een dik, vet cliché beginnen. Dat in mijn geval niet opgaat. Mijn klimhartje gaat sneller kloppen van overhangende rots. Hoe steiler, hoe beter. Als Seynes ter sprake komt als winterbestemming, is dan ook de enige vraag: “Is dat overhangende rots?”

C’est vos vacances!

Een blik op Google images stelt direct gerust: klimmers in atletische poses hangend aan grillige tufa’s. Als uitvalsbasis kiezen we voor het stadje Uzès , waar Max en Martine ons warm ontvangen in Le Pré aux cigales.Het appartement ligt in een ommuurde wijk gericht op de comfortabel gepensioneerde Fransman (of -vrouw). Wanneer we bepakt en bezakt richting rots vertrekken, volgen wat verbaasde blikken. ” Que ferez-vous de cette chaleur? C’est vos vacances!”

Uzès, uitvalsbasis voor Seynes
Uzès-selfie

1:1 Route staat tot inwoner

Een halfuur durende kronkeling langs chateaus en olijfgaarden brengt ons naar Seynes, dat met krap 400 Seynards evenveel inwoners als klimroutes telt. Een aaneenschakeling van kalkrots torent uit boven het dorpje. Begin jaren tachtig werd dit gebied nog in één adem genoemd met Buoux en Céuse. De laatste jaren zien de meeste klimmers het over het hoofd. De sfeer aan de rots is hiermee een stuk rustiger dan elders in Frankrijk.

Seynes
Seynes, een aaneenschakeling van kalkmassief

Mijn nieuwe bff, de olijfboom

Topklimster Nina Caprez doet één dag voor onze aankomst haar ultieme poging in ‘Métaphysique des tubes’ (8c). “This amazing feeling of dancing up a route overcame me today”. Nieuwsgierig naar de plek waar Caprez haar ziel en zaligheid in heeft gestopt kiezen we de eerste klimdag voor sector Nouveau Monde. Nina heeft Seynes niet voor niets verlaten – de thermometer tikt inmiddels 23 graden Celsius aan – en de grijs-oranje kalkwand schittert in de zon. Vol goede moed zet ik mijn petje op, smeer factor 50 en maak vrienden met een oude olijfboom.

Seynes
Nouveau Monde, factor 50 en ik

Follow le bébé

Sector Nouveau Monde is met routes vanaf voornamelijk 7c de hoofdattractie van Seynes. Maar 7c, dat is een beetje té gek… Gelukkig valt mijn oog op een jongen in klimgordel met picknickmand en baby op zijn rug. Ik volg hem tot nét om de hoek voorbij Nouveau Monde. Gebroederlijk staat een aantal kinderen naast elkaar opgesteld om aan hun eerste klimavontuur te beginnen. Niet gehinderd door enige kennis van de Franse taal volg ik hun advies om “Un peu facile et au technique‘ te klimmen in de sector ‘Concerto’ en ‘Initiation’.

Symfonie

Eenmaal opgewarmd bestudeer ik een van de populaire routes van Seynes: Symphonie du nouveau monde (7a). De eerste meters doen denken aan Kalymnos; goede grepen en krachtige bewegingen. “Dit is vertrouwd”, roep ik enthousiast. Halverwege gaat de licht overhangende rots echter over in verticaal en komt er abrupt een eind aan het vertrouwde gevoel. Vanaf hier worden de treden minuscuul en de greepjes aflopend. Op en top Frans, zeg maar. Voorzichtig ga ik op de structuur van de rots staan en beweeg via kleine randjes en verstopte gaatjes naar de volgende – gladde – tufa. Richard’s analyse: “Je moet hier álle klimstijlen beheersen.” De afwisseling van kracht en techniek werkt na een tijd aanstekelijk. De tweede poging klim ik ‘Symphonie‘ uit.

Russan en Seynes
Rustdag @ Russan

Schoorsteen

De stijl van Seynes blijkt niet in één cliché te vangen. De routes zijn niet extreem zwaar. De passen niet uitzonderlijk technisch. Niet mannelijk, maar ook niet vrouwelijk. De afwisseling en lengte van de routes vergen samen wel wat. Zo blijkt ook wanneer ik Au nom du père (7a) probeer. Een structuurloze metershoge tufa vormt de gladde start van de route. Na enig puzzelwerk op de schoorsteentechniek – benen breed en voorzichtig met je handen pasje na pasje omhoog schuifelen – kom ik aan bij een krachtige overhangende passage. Met wederom kleine randjes, verstopte zijgrepen en aflopende treden.

IJzer en stalen zenuwen

De routes in Seynes zijn alle perfect behaakt. De haak zit steeds nét voor de start van een moeilijke passage. “Mooier kun je het niet hebben“, moedigt Richard aan. Maar bij de gemakkelijke delen van de route is er duidelijk op ijzer bespaard. Na steeds zo’n 6 meter hangt de volgende haak. Na een technisch stukje plaatwerk. Ook het klimmen naar de ketting mag op z’n minst als ‘exposed’ heten. Slik. Ik besluit de voor mij lastige routes eerst goed uit te werken en na te klimmen.

Pain perdu Uzes
Pain perdu aka broodpudding

Richard klimt alles intussen fluitend voor. “Wel een beetje ver naar de ketting. Maar er kan niets misgaan hoor.” Een energierijke Pain perdu later trek ik mijn stoute klimschoenen aan en besluit ik Au nom du pèrenogmaals te proberen. Na een tactisch overleg over waar het beste te klippen en waar te rusten, klim ik de route uit! Trots en met de voorjaarszon op mijn – nog steeds witte – rug.

Rust en roosteren

Na een week fanatiek roosteren in de zon heb ik behoefte aan een rustdag. Ondanks mijn master in Communicatie is het nog steeds niet gelukt om overeenstemming te krijgen over wat ‘rust’ nu betekent. Is het een wandeling? Is het een lange autorit? Een berg beklimmen zonder rugzak? Of betekent het all of the above? Op onze rustdag brengen we dan ook een flitsbezoek aan de weekmarkt van Uzès om de lokale specialiteit te proeven: de fougasse (zoet! niet hartig). Daarna een autorit naar de Pont du Gard. Een prachtig Romeins aquaduct (nee, géén brug) dat commercieel zeer handig is uitgebuit. Om de dag af te sluiten met een verkenning – guerrilla style – van het nabijgelegen klimgebied Russan.

Pont du Gard
Rustdag fase 2: Pont du Gard


Hete sensatie

Met enige aarzeling laat ik de auto achter op de parkeerplaats van Russan. Op diverse blogs wordt immers gewaarschuwd: “Maak het dieven gemakkelijk en doe je auto níet op slot.” Oké… Een lieflijke wandeling door wijnvelden brengt ons naar de oevers van Russan. De zuidenwind waait stevig en ik trek een lekker warm jasje aan. Totdat we de rotsen bereiken. Alsof iemand de airco uitzet. Heet! De geel-oranje wanden van Russan liggen, net als in Seynes, op het zuiden. De ligging in een kom zorgt echter voor een éxtra hete sensatie. De perfecte winterbestemming. Maar dan ook echt in hartje winter. “En dan óók nog kans op auto-inbraken. Ik houd het lekker bij Seynes”, concludeer ik tevreden.

Sprookje ten einde

We sluiten de week af met een sprookjesachtige zonsondergang in Seynes. Met als laatste wapenfeit de eigenhandig gekozen en uitgewerkte route ‘Le manege enchanté‘ (6c+). Wanneer we willen vertrekken valt Richard’s oog ineens op de deurstijl van de auto: inbraaksporen. “Ach ja, het zal wel een paar foute mánnen zijn geweest.”

Praktische info Seynes

  • Beste periode: november tot maart. Op warme dagen is Seynes een betere keuze dan het nabijgelegen Russan, een nóg grotere sun trap.
  • Niveau: circa 400 sportklimroutes van 3a tot 9a
  • 10 minuten wandelen tot de sectoren
  • Maximale hoogte: 45 meter, meestal voldoet een 70 m touw
  • Type routes: dal, verticaal en (licht)overhangend
  • Verblijf: Uzès en Alès liggen centraal en zijn van alle gemakken voorzien.
  • Topo: Falaises du Gard online te bestellen

Klimmen in Tenerife: dansen op vulkanische rots

Ik klim nu zo’n 18 jaar. Dat is even schrikken hé. Al bijna twee decennia. Wie mij goed kent, weet dat ik fanatiek ben, maar ook voorzichtig. Dat uit zich in de veiligheid opzoeken.  Liever naklimmen dan voorklimmen. Check en dubbel check. Gelukkig heb ik mensen om me heen die mij ruimte geven om routes in mijn eigen tempo uit te werken. Want áls mijn muntje valt, dan valt het. Alleen dus wat later (;).

Klimmen Tenerife
Canada del Capricho, het klimgebied bij de Teide

Markante rots in Nationaalpark El Teide

Laatbloeier
Ook qua techniek en kracht ben ik een relatieve laatbloeier. Na een jaar klom ik 6a, na 10 jaar 6c, na zo’n 15 jaar 7a. En had daarmee mijn stenen plafond wel bereikt. Totdat ik het boulderen ontdekte. Thank the klimgod voor boulderhal Bruut! Hier leef ik me elke week uit in verse boulders om daarna gezellig neer te ploffen met vrienden. Na elke training voel ik me weer iets sterker. Ook mentaal. Met dit beetje extra power ben ik ook beter geworden in routes en ligt de magische grens van 7a+ ineens binnen handbereik. Maar het nummertje is eigenlijk maar bijzaak. Veel belangrijker is dat ik het klimmen nu nóg leuker vind.

Arico Abajo
Het nummer onder de route is bijzaak in Tenerife

Tegenpool
In al die klimjaren heb ik in Richard de ideale klimpartner en coach gevonden. Richard is mijn tegenpool in heel veel opzichten. Geduldig, voor de duivel niet bang en neemt (bewuste) risico’s. Het verschil in klimniveau tussen ons is de eerste 10 jaar heel groot geweest. Ik klom op mijn gemakje vijfjes en zesjes, terwijl hij de naastgelegen 7c probeerde. Richard geniet echter net zoveel van iemand die zijn eerste voet op rots zet, als de Adam Ondra’s van deze wereld die records verbreken. “Het getal onder de route is niet belangrijk”, is één van zijn mantra’s.

Arico
Zo ziet geduld eruit (;)

Frankenstein
Door het verschil in klimniveau is het bij de keuze van een klimbestemming een voorwaarde dat we er beiden uit de voeten kunnen. Tenerife is zo’n bestemming. Drie jaar geleden klim ik in de hoger gelegen gorge, Arico Arriba, de gemakkelijke routes. Heerlijk in de zon,  omringd door palmbomen en mensen uit alle windstreken die hun eerste klimschreden zetten onder begeleiding van de klimcoaches van Ocho Climbing en Tenerife Climbing house.

Arico Abajo
Frankenstein was here…

Eenmaal opgewarmd, lopen we naar het lager gelegen Arico Abajo. Hier vind je vooral de ervaren locals die een staaltje acrobatiek vertonen in de langere routes van sector gymnasio de Frank. Ofwel de sector die ik gekscherend gymzaal Frankenstein doop, door de eeuwige wolk die erboven hangt en de ratten die rakelings uit de bossen schieten (ieks!!). Richard danst moeiteloos over de vulkanische rots van La silla eléctrica (7b). Op dat moment kan ik alleen maar dromen van dit soort routes.

Arico Abajo
Richard danst omhoog in La silla eléctrica

Zoekwerk
Drie jaar later is deze laatbloeier weer op Tenerife. Richard is benieuwd wat ik nu van La silla eléctrica vind. “Je bent een stuk sterker geworden, misschien is het iets voor je.” De zon schijnt en de enige fauna die ik dit keer ontdek zijn schattige gekko’s. Als ik onder de wand sta, zie ik pas hóe overhangend het is en raak ik een beetje geïntimideerd. Richard snapt dat naklimmen op dit moment al gek genoeg is. Hij hangt de route voor mij in. Ik struikel over de eerste harde pas; linkerhak hoog op de rots leggen en daarna via een piepklein randje naar een goede greep. Na een poging of tien zien mijn handen er gehavend uit.

Arico Abajo
Gehavende handjes na het klimmen

Halverwege de route kan ik even op adem komen. De laatste meters volgt de beruchte ‘electrische stoel’, waar de route zijn naam aan  dankt. Een tricky passage waar je vanaf een slechte zijgreep ver ‘springt’ naar een plat dak. Er eenmaal opgeklommen, lijkt het alsof je op een stoel zit. Ondanks de vermoeidheid voelt de route niet onmogelijk. Belangrijker nog, ik geniet van het klimmen.

Arico Abajo
Overhang van La silla eléctrica

Goud
Een dag later klim ik La silla eléctrica uit! Ik ben blij, maar het voelt nog niet ‘af’. Richard drukt me op het hart dat dit een prestatie is om heel trots op te zijn. Het maakt hem niet uit of ik naklim of voorklim. Wellicht wel door deze positieve vibe, opper ik de route nogmaals te proberen. Tóch voorklimmend. De expressie op zijn gezicht is goud waard. “Stoer van je!“, wetende dat hij straks een dag in zijn dikke donsjas bibberend onder een rots staat, terwijl ik van setje naar setje klim. Dat heeft hij ervoor over. Voor mij. Net als ik het geweldig vind als hij of een van mijn klimvrienden tijd steekt in zijn eigen uitdaging. Na twee dagen uitwerken, mijn angsten doorstaan en letterlijk vallen en opstaan dans ik naar boven in La silla eléctrica! Zo zie je maar, ook laatbloeiers bloeien op van voldoende tijd, liefde en aandacht.

Return to Rodellar: een klimfeestje in de Spaanse Pyreneeën

Rodellar heeft mijn klimmershart gestolen.  Ik heb dit jaar – naast genieten – één sportief doel voor ogen in Spanje: een harde route voorklimmen.

Turbo check-in

Op Hemelvaartsdag komen we aan in piepklein Rodellar. Ik verwacht topdrukte, we zijn immers in Katholiek Spanje. De Spanjaarden blijken echter niets om Hemelvaart te geven en het dorp ligt er verlaten bij. Net als vorig jaar volgt een turbo check-in bij Bar Florentino, waar goedlachse Carlos ons al opwacht. In een poging het wereldrecord Snel Inchecken te verbeteren gooit hij mij de sleutel van Casa Julián toe en roept “Benga! A Escalar“.  Dat is niet tegen dovemansoren gezegd.

Selectief geheugen

De eerste klimdag kiezen we een schaduwrijke sector: Barrio de los Gitanos. Richard heeft één specifieke route in gedachten, namelijk Lola (7a). Grappig dat iemand die zo vergeetachtig kan zijn, na jaren toch de exacte locatie, naam en gradering van een klimroute weet te onthouden. Iets met selectief geheugen? Lola blijkt een ontypische Rodellar-route:  geen boulderachtige start in een dak, maar een technische klim op een licht overhangende wand.  “Kunnen we ons vandaag en morgen goed in vermaken”, spreekt coach Richard wijs. Krap 2 uur later klimmen we de route beiden uit. Het geeft een dubbel gevoel; zijn we zo sterk of is de route soft gewaardeerd?

Sector El Camino
Toma Castanazo (7a+)

Knalhard Rodellar

Om te ‘testen’ wat mijn échte niveau is, zoeken we de volgende dag mijn favoriete sector op: Egocentrismo. Te vergelijken met een outdoor boulderwand, maar dan 20 meter hoog. De oranjerode rots hangt 45 graden over en vrijwel alle routes hebben een knalharde instap.  Hier klom ik De 8 a 14 (7a), één van mijn eerste moeilijke routes op rots. “Als ik ‘m  makkelijker klim dan toen, dan ben ik dus sterker geworden“, is mijn logica van de koude grond. Poehee! De route voelt nog net zo moeilijk.

El Camino
Sector El Camino

Naast De 8 a 14 bevindt zich Paisanu (7a), een korte, krachtige route die we al die jaren letterlijk links hebben laten liggen.  De rots is glad geklommen tot ongeveer de helft van het massief. Dit duidt meestal op een harde crux, waar klimmers massaal zijn afgehaakt.  De eerste paar meters beginnen gemakkelijk over grote bakken en gaten, daarna volgt een verre ‘afblok’ pas, waarbij ik met twee vingertoppen een vlijmscherp randje vasthoud. Daarna is het vooral volhouden tot het eind. Ondanks verzuurde onderarmen klim ik Paisanu uit. “Dat zijn twee 7a’s op één dag.  Denk dat het toch aan onze goede vorm ligt“, grap ik tevreden.

Sector El Camino
Richard in Billy el rápido (7a)

Grapjassen

Rodellar voelt als thuis. Casa Julián is rustig gelegen en biedt alle gemakken, van vaatwasser tot wasmachine en hete douche, het ligt naast een kleine supermarkt, heeft terrasjes, restaurants,  rots op loopafstand en uber vriendelijke mensen. De dagen verlopen kalm en succesvol. Richard klimt gemakkelijk nog een aantal zevengraads routes, waaronder Orgásmica (7a+). Ja, die Spaanse routesetters houden van een grapje. (:) De regen die de laatste weken Rodellar teistert zorgt ervoor dat hij zijn plan om Monica (7b) te klimmen aanpast.

Rodellar
Voorbereiding is het halve werk

Bird watching

Omdat we tweeënhalve week in Spanje zijn, lassen we regelmatig een ‘rustdag’ in. Rustdag equals wandeling, weet ik inmiddels. Richard heeft een ‘prachtige, avontuurlijke wandeling’ uitgezocht met ‘uitzicht op de besneeuwde toppen van de Spaanse Pyreneeën’. Een kilometer of 14. De tocht begint relaxed. We worden regelmatig ingehaald door echtparen, gezinnen, een bejaarde schaapsherder en groepen canyoneers. Zo zwaar kan het toch niet zijn?

Mascun
Mascun, adembenemend mooi (en eng!)

De tocht is adembenemend. Letterlijk. Na een kilometer of 10 gaat het brede, lieflijke pad over in een rotspad langs grotten, puinhellingen en diepe afgronden. Zelfs ik als klimmer ervaar hoogtevrees en blijf angstvallig tegen de rots aangeplakt staan. Richard  dartelt als een berggeit ontspannen over de paadjes en heeft inmiddels een groep vale gieren gespot, die boven onze hoofden cirkelt. “Die vogels zijn niet dom“, verzucht ik. “Ze wachten hun kans af met al die de wandelaars….”  Dik 21,3 km later (die 300 meter maakt écht het verschil) lopen we de Mascunvallei in en ben ik alle ellende op slag vergeten.

Birds
Vogelnestje met gieren

Klimfeest

Halverwege de vakantie is het gedaan met de rust! Klimvrienden Bart, Hans en Ivo wachten ons op bij Camping Mascún.  De grande entrée van verloren zoon Dominique volgt drie dagen later, waarna het échte klimfeest kan beginnen! Iedereen is in topvorm en in opperbeste stemming. Hoewel Rodellar vanwege de vele 8e- en 9e-graads routes een paradijs is voor topklimmers – je staat hier oog in oog met rock stars zoals Citro, Primo, Joe Kinder en natuurlijk mijn persoonlijke favoriet Dani Andrada – is er ook een aantal leuke sectoren met toegankelijke routes vanaf niveau 5a/6a.  Onze Vlaamse vrienden zijn bijzonder enthousiast wanneer we in sector Bikini gaan klimmen.  Hoe zou het komen? (;)

Rodellar
Dominique to the limit

Vino
Vino en vrienden, wat wil je nog meer?

Tranquilo

Ondanks mijn fysiek goede vorm, zit het tussen de oortjes nog niet lekker. Het voorklimmen maakt me onzeker en het begint me te irriteren. Ik besluit dat het tijd wordt om het gevecht met mezelf aan te gaan.  Bij sector El Camino lonkt de route Toma  Castanazo (7a+). Ik heb de route inmiddels drie keer nageklommen zonder moe of verzuurd te raken, maar de stap naar voorklimmen is groot. Richard klipt voor de veiligheid de eerste twee setjes met de clipstick voor mij in.  Bij het derde setje begint een lastige passage waar je eerst naar links klimt, over een tufa naar boven en daarna over kleine randjes weer naar rechts. Pas ná deze lange passage  kan ik het volgende setje klippen. Het voelt als the point of no return.

Rodellar
Point of no return

Ik verkramp en knijp harder in de grepen dan nodig is. Ik laat me zakken, teleurgesteld. Ivo, die na een jaar plastic grepen in klimhallen wat moet wennen aan rots, stelt zich ook als doel Toma Castanazo te klimmen.  Wanneer het mijn beurt weer is, komt er een indringende wietgeur van de rots af. Local climber Nacho ligt ontspannen op de grond en roept Tranquilo wanneer hem gevraagd wordt of hij nog iets wil klimmen vandaag. Tranquilo blijkt  mijn toverwoord. Of het nu de geur is van de (vieze) joint, of de nonchalante houding van Nacho, ik trek het touw vastbesloten uit de route en klim hem voor!

Rodellar
Bart en Richard bij El Delfin

Egocentrismo
Richard in Pequeno Pablo (7a+)

Dancing on the ceiling

Na deze overwinning spat mijn motivatiebubbel uit elkaar. De laatste dagen in Rodellar staan in het teken van de Vino Rojo van Carlos, uitslapen, chorizo en lachen om vrienden die tot tweemaal toe hun schoenen bij een rivier laten staan (ik noem geen namen). Hoe simpel kan het leven zijn!

El Delfin
Bart’s ultieme poging in ‘de dolfijn’

Rodellar
Maar ik noem geen namen…

Bart heeft een rekening openstaan bij El Delfin (7c+), de prachtige klassieke lijn die boven de Mascún vallei uittorent. Elke keer als ik bovenaan sta, borrelt Lionel Richies ‘Dancing on the ceiling’ naar boven. Want pas als je naast de route staat, zie je het gigantische dak, waarin Bart over het plafond lijkt te dansen. Bart doet zijn ultieme poging. ‘s Avonds vieren we dat we een reden hebben om terug te komen naar Rodellar. Er zijn nog genoeg projecten en uitdagingen voor iedereen.

 

 

 

 

Leonidio, het kleine dorp met het grote klimmershart

In 2016 ontstaat er buzz rond een nieuw Grieks klimgebied: Leonidio. Het broertje van Kalymnos, zo wordt de verzameling van klimgebieden in de Griekse Peloponessos genoemd. Die vergelijking schept hoge verwachtingen. Te hoog?

Leonidio = alternatief voor winterdekbed

“Leonidio is een typische winterbestemming,” zo schrijven de meeste klimsites en -blogs. Mijn winterdekbed komt begin oktober al tevoorschijn, dus waarom wachten? Hop, naar het Griekse! Een vlucht naar Athene en een avontuurlijke autorit langs de Griekse kust brengt ons bij de vuurrode wanden van Leonidio. Het schilderachtige dorp wordt omringd door zuidelijk gelegen rotsen die de gehele dag in de zon liggen. Met een gemiddelde temperatuur van 25 graden geen optie voor deze zonmijdende klimmer. Beginnende klimmers zijn echter aangewezen, wat zeg ik, veroordeeld tot de zonnige sectoren als Rocspot, Orama, Hotrock en Théos Pillar. Dagelijks vermaak wordt als snel: Spot de gamba on the wall. Genietend van een wijntje op ons dakterras van Danesi House proberen we bakkende klimmers te spotten op de hete rode rots. “Yamas!”

Leonidio
Leonidio, omringd door red hot rocks

Relaxopoulos

Nu de zuidelijke wanden van onze to-do-list afvallen, blijven de schaduwrijke sectoren zoals Mars en Berliner Mauer over waar je respectievelijk vanaf 12:00 uur en 16:00 uur in de schaduw klimt. Een klimvakantie is hierdoor nog nooit zó lui geweest. Uitslapen, een uitgebreid ontbijt met verse Spanakopita, sterke espresso en oké dan, nog een aflevering West World.

Leonidio
Kleurrijk Leonidio

Volgegeten

Op een ochtend schrik ik wakker wanneer de voordeur klappert. Onze gastvrouw Maria heeft granaatappels en warme broodjes voor ons achtergelaten. Dit ritueel herhaalt zich nog een aantal keer, met granaatappels, citroenen en mandarijnen uit haar eigen tuin.  Volgegeten rijden we in onze gammele huur-Micra naar de klimgebieden om daar op het gemakje één of twee moeilijke routes te proberen. Rond zonsondergang rijden we terug naar Leonidio, dat voldoende opties biedt voor een relaxed ‘avondprogramma’. Het geijkte Pánjika is het centrale punt voor klimmers en biedt eten en veel informatie over het klimmen. Gezellig voor een drankje, maar van het hapje word ik niet enthousiast. De rest van de vakantie genieten we van de verse pasta’s en pizza’s in het knusse ‘En Leonidio‘ en de over the top lekkere (afhaal)gyros van de vele eetcafés.

Kaba
Dagelijkse boodschappen haal je bij Kaba

Fixed ropes

De valleien rondom Leonidio zijn adembenemend én ruig. Zo ook de approach naar de meeste sectoren: steil omhoog langs smalle grindpaadjes. “Goed dat mijn moeder dit niet weet“, wordt mijn nieuwe mantra. De topo waarschuwt bij sector Hada: “De routes zijn enkel via fixed ropes bereikbaar. Pas op, dit kan gevaarlijk zijn met kinderen en ongetrainde personen.” Nu ben ik geen kind  en ook niet ongetraind. Maar een leuke ervaring is het niet. We besluiten om zonder klimbagage op verkenning te gaan.

Leonidio
Behoedzaam via touwen naar de klimroutes – een beklimming op zich

Schuifelen

Een prachtige wandeling door een rivierbedding brengt ons na 20 minuten onder de imposante oranjerode wand van sector Hada. “Waar is dat fixed rope? “, vraag ik ongeduldig. Het blijken niet één maar twee fixed ropes. Behoedzaam schuifelen we één voor één naar boven via een touw naar een plateau op zo’n 5 meter hoogte. Daarna volgt het tweede touw over brokkelige rots naar de grot van Hada. Richard besluit bij het derde touw dat het genoeg is. “Als we hier langs willen, dan doen we dat veilig en gezekerd“. Wijs besluit.

Hada, Leonidio
Sector Hada: niet voor watjes

Inconsistent

Deze ervaring zet de toon voor de rest van de klimtrip. Zeer in tegenstelling tot, komt ie weer, Kalymnos, zijn de routes soms ruig en inconsistent behaakt. De eerste haak bevindt zich de ene keer op vier meter, de andere keer kun je vanaf de grond klippen. Je merkt duidelijk dat de sectoren door verschillende groepen klimmers zijn behaakt, met ieder hun eigen klimcultuur.  Zo hebben sommigen zich er wel héél gemakkelijk vanaf gemaakt met het ‘cleanen’ van de routes. Ook de rotskwaliteit is inconsistent en verschilt van bom proof, zoals in sector Elona, tot en met “helm op en bidden dat je boven komt“, zoals in sector Berliner Mauer. Niet verwonderlijk dat in een spiksplinternieuw gebied af en toe steentjes uitbreken. Er is immers voldoende traffic nodig om een route solide te krijgen. Maar persoonlijk had ik sommige sectoren helemaal niet behaakt vanwege de dubieuze rotskwaliteit…

Sector Elona
Geen zorgen mam, ik zit aan een touwtje

Knieverslinder

Op zo’n 20 minuten rijden van Leonidio, op 570 meter hoogte, ligt het Elona monastery. Een plaats waar Grieken kaarsen branden voor hun overleden dierbaren en op zondag de heilige mis volgen. Voor ons een plek om te genieten in tufa heaven. De range in routes loopt van 6c tot 8c+ en is daarmee één van rustige gebieden waar alleen de meest fanatieke sportklimmers komen. We besluiten één van de ‘gemakkelijke’ routes te klimmen: Kneebaropoulos (7a). “Grappige naam“, mompel ik naïef. Niet wetende dat de oranjegrijze overhang garant staat voor 25 meter kneebars, een techniek die ik voor Leonidio nog niet kende. De slimme klimmer komt voorbereid en neemt twee knee pads mee naar deze route. De naïeve klimmer stapt in Kneebaropolous met een korte broek en klemt net zo hard haar knieën achter de tufa’s. Met als resultaat: twee donkerpaarse bovenbenen met matching blauwe knietjes. Na een aantal pogingen lukt het Richard deze knieverslinder te bedwingen. Ik leg me neer bij een mooie toprope poging.

Elona, Leonidio
Kneebaropolous (7a)

Nice!

Richard zet vervolgens zijn zinnen op Diet Dope (7b), de donkerrode overhang die leidt van tufa naar tufa, randjes, verre zij- en ondergrepen. Twintig meter verzuring gegarandeerd. Richard klipt het eerste setje in wanneer twee Nederlanders argeloos de wand verkennen. “Dat is duidelijk een echte sportklimmer. Hangt relaxed in de wand. Wij boulderaars kunnen dat niet.” Ze blijven bewonderd kijken en wanneer Richard de ketting inklipt volgt een luidt applaus. “Nice!” Dat is zeker nice. Tof om op zo’n manier medelanders tegen te komen.

Diet Dope
Richard in Diet Dope (7b)

… Of niet te hoog?

Leonidio is een gebied dat tijd nodig heeft om te wennen. Na twee weken voelt het lieflijke dorp dankzij de vriendelijke locals en het rustige leeftempo als een tweede thuis. Daarentegen zijn de gebieden relatief klein en liggen ze versnipperd over verschillende valleien. Voor topprestaties op klimgebied, zoals ik die eerder in Margalef of Kalymnos behaalde, is Leonidio voor mij persoonlijk niet de plek. Nóg niet. Veel van het potentieel aan routes, zeker de routes vanaf 6c, is nog niet benut. Klimmers met een niveau tot 6b kunnen hier nu al hun hart ophalen. Ik gun het de hartelijke inwoners van Leonidio dat deze klimbestemming een vlucht neemt.

Over dolfijnen en klimgoden: reünie in Rodellar 

Eén van de minder leuke dingen van een lange klimtrip: heimwee. Niet naar het koude, bergloze Nederland. Wel naar mijn dierbaren. Daar hebben we een oplossing voor: een reünie in Rodellar!

Hooggespannen
Op een regenachtige donderdag verruilen we het schilderachtige Chulilla voor de ruige bergen van Rodellar in de provincie Aragón. De verwachtingen zijn hooggespannen. Na tweeënhalve maand zien we onze vrienden! De één heeft nog nauwelijks buiten geklommen, de ander komt met een specifieke route voor ogen. Maar ieder heeft één doel gemeen: genieten!

Rodellar, Aragón
Rodellar up close (foto: Richard van der Ploeg)

Re-integratie
Onze uitvalsbasis is Casa Julian, middenin het piepkleine dorpje Rodellar. De mannen strijken een dag eerder neer op camping Mascún op 200 meter loopafstand. Dichtbij genoeg om samen te zijn onder het genot van een hapje en drankje(s), maar voldoende afstand om als enige vrouw af en toe bij te komen van alle gezelligheid ?. Dominique: “Zo kun je alvast wennen aan de drukte van de gewone maatschappij. Deze week wordt één grote re-integratie!”    

Rodellar
Hans en Richard, tranquillo on the rocks

Spierballen
Rodellar is een spierballengebied. De routes zijn extreem overhangend en pumpy. Zo ook mijn persoonlijke favoriet: De 8 a 14 (7a) in sector Egocentrismo. De route start met (hele) grote bakken en goede treden tot je bij het tweede setje een geniepige kruispas maakt op een klein randje. Een pas die ik zes jaar geleden keer op keer mis. Menig Spanjaard heeft gniffelend onder de rots gestaan, terwijl ik al piepend uit de route boven de afgrond vloog. Veilig bungelend aan een touw, uiteraard.

Sector Egocentrismo, Rodellar
De 8 a 14 (foto: Ivo de Klerk)

Ego boost
Zes jaar en veel oefenen later ‘wandel’ ik soepel door de crux in De 8 a 14. Daarna volgt een lastige passage van een kleine, gladde tufa naar drie aflopende grepen. Een tricky passage door de tegennatuurlijke handvolgorde. “Meteen de slechtste greep pakken! Daarna pas de goede“, coacht Richard. Toevallig pak ik net de goede greep vast, want een handwissel is hier geen optie. Daarna een goede rust en snel over redelijke randen naar de eindgreep, een verstopte zijgreep ter hoogte van de ketting. Yes! Dit succes op de eerste klimdag zorgt voor een instant ego boost. Wel nodig als je met vijf klimgoden op pad bent.

Rodellar
Spoedcursus clip stick door Richard (foto: Denise van der Veeke)

Rodellar
Dominique in De bien nacidos (foto: Denise van der Veeke)

Verschil mag er zijn
Ivo klimt een aantal dagen later ook De 8 a 14, zijn eerste 7a op rots. De nabeschouwing in de Kalandraka: “Een paar weken meer buiten klimervaring en hij streeft ons allemaal voorbij.” Ivo: “Dat klippen van setjes is toch wel zwaar.” Bart en Richard wagen zich – succesvol – aan de 7a+-en die deze sector te bieden heeft. De krachtverschillen worden nu zichtbaar. Bart klimt Pequeno Pablo, met wat aanwijzingen van Richard, in de eerste poging gemakkelijk uit en verzucht “Dat was een mooi routeke.”

 

Rodellar
Ivo in De 8 a 14 (foto: Denise van der Veeke)

Rodellar
Safety first! Bart in Pequeno Pablo (foto: Denise van der Veeke)

Las Ventanas
Een must do in Rodellar is een wandeling naar sector El Delfín. Een beschrijving van dit natuurwonder schiet per definitie te kort. En foto’s kunnen niet vatten hoé indrukwekkend deze rotsformatie is en hoe nietig je je voelt als je eronder staat. Richard en Bart maken een jaar geleden kennis met de klassieke lijn El Delfín (7c+) op het gelijknamige rotsmassief. Bart droomt sindsdien van dolfijnen en hoopt dit jaar op revenge. “Ik geef mezelf 5% kans om ‘m uit te klimmen”. Dat is al 5% meer dan de meeste stervelingen…

Rodellar
El Delfín, een wonder (foto: Ivo de Klerk)

Rodellar
Bart in El Delfín (foto: Ivo de Klerk)

Rodellar
Vis a Vis (foto: Ivo de Klerk)

Op de tribune
We maken de spieren los in Vis a Vis (7a) in de aangrenzende sector Las Ventanas. Terwijl Bart zijn eerste passen maakt in El Delfín stroomt de tribune vol met Scandinaviërs, Spanjaarden, Canadezen en Amerikanen die toekijken terwijl hij de passen uitwerkt. Een lokale klimmer coacht hem vanaf de zijlijn door de crux (of één van de vele cruxen?) heen en Bart topt de route voor de eerste keer. De sfeer aan de rots is typerend voor Rodellar: wat je ook klimt, mensen zijn respectvol en hulpvaardig.

Rodellar
Richard in Vis a Vis (foto: Denise van der Veeke)

Rodellar
Richard in El Delfín (foto: Ivo de Klerk)

Ziedend
Terwijl ik in de ziedende hitte het steile grindpad naar de dolfijn trotseer zijn Domi en Hans wijzer. Ze starten op in de laaggelegen sector La Fuente, dat de koelte van de rivier combineert met uitdagende, technische routes rond 6a / 6b. Routes die verrassend lastig zijn, niet in de minste plaats door de glimmende voettreden. Terwijl de canyoneers in neopreenpakken passeren.

Rodellar
Vamos a La Fuente

Rodellar
Hans in La Fuente (foto: Denise van der Veeke)

Tutu
Spanjaarden maken veel kabaal. Maar ons Vlaams-Nederlands zooitje ongeregeld ook. Theme song of the week Met Romana op de scooter zorgt ervoor dat zelfs ik met tranen in de ogen door het gras rol. Zo geconcentreerd en serieus als de klimdagen verlopen, zo uitgelaten zijn de avonden. Dat leert een groepje uitgelaten Spanjaarden dat een vrijgezellenfeest viert op camping Mascún. Terwijl de bruidegom in tutu wordt gehesen galmt Rammstein hard uit de Spaanse mini-speaker. Wij zijn niet onder de indruk. Do you want to try the best beer of Belgium?” Hans verwelkomt zijn nieuwe buren met een frisgekoeld flesje blauwe Chimay. Om even later tevreden met een dure fles Rioja in zijn campingstoel neer te strijken. “Dat is nog eens een goede ruil.”

Rodellar
De Ruil (foto: Denise van der Veeke)

Rodellar
Op weg in Pequeno Pablo (foto: Ivo de Klerk)

Starstruck?
Op een mooie dag passeert een tweetal Spanjaarden. Op Crocs, het kenmerkende schoeisel van Rodellar waarmee elke rivier gemakkelijk wordt overgestoken. Weer sta ik oog in oog met rockstar Dani Andrada. Nu krijg ik wél een hoorbare Hóla over mijn lippen en kijk hem vriendelijk aan. Starstruck ben ik niet meer. Ik heb mijn eigen klimgoden.

Rodellar
Ivo, Bart, Dominique, Richard en Hans aka de Klimgoden

 Mijn top 5 routes in Rodellar
  1. De 8 a 14 (7a), Egocentrismo
  2. El Delfín (7c+), El Delfín
  3. Vis a Vis (7a), Las Ventanas
  4. Naamloos 6b, El Delfín
  5. Pequeno Pablo (7a+), Egocentrismo  

Hangende huizen en old-school klimmen in Cuenca

Zo’n drie jaar geleden maak ik kennis met Cuenca, de prachtige stad met UNESCO-status, overweldigend groene valleien en bikkelharde routes in de Spaanse regio Castilla-La Mancha.

Old-school

Cuenca is een old-school klimgebied: harde gradaties en Spaanse haakafstanden waar niet iedereen tegenop is gewassen. Je gaat vanzelf aan je skills twijfelen. Maar na tweeënhalve maand onbeperkt klimmen voel ik me nu sterk genoeg. Mijn doel in Cuenca – naast de toerist uithangen – is revenge nemen op Hare Gaina (7a). Drie jaar geleden kon ik alle passen, op één na. De sprong in deze licht overhangende route heeft me lang achtervolgd. Ik heb gezocht naar een mogelijkheid om de pas te omzeilen. Alles om maar niet te hoeven springen.

Cuenca
De Huécar gorge scheidt de oude van de nieuwe stad

Cuenca
Waar Cuenca beroemd om is: hangende huizen

Loopje

Op een mooie zondagmorgen leggen we ons touw netjes onder de route in sector El Camino. “Heerlijk rustig voor Cuenca-begrippen vind je niet?” Het staat me nog vers in het geheugen hoé verschrikkelijk druk het hier is als de Madrilenen massaal hun klimweekend vieren. Even later valt me op dat naast het pad  wel heel veel afvalzakken hangen. “Vreemd, zo midden in een natuurgebied”.  Richard warmt op in de route. Terwijl ik me concentreer op het zekeren klinkt ineens luide muziek. Honderden hardlopers passeren in wat lijkt op een ik-loop-voor-een-goed-doel tenue. “Buenas días!” Ik kan nog net het touw veilig aan de kant leggen om Hola terug te roepen.

Cuenca
Hekkensluiters bij sector El Camino

Rupsje(s) nooitgenoeg

De hardlopers struikelen gelukkig niet over ons touw. Even later til ik snel mijn voet op om een schattige rups van een wisse dood te redden. “Wat ligt daar nou op de touwzak?” Nadere inspectie wijst uit: rupsen. Veel rupsen! In onze onschuld leiden we de ruim honderd kruipertjes tactisch om ons touw heen. Zonder aan te raken, want anders beschadigen we ze misschien. ‘s Avonds mail ik mijn vader trots de foto’s van de rupsencolonne. Snel volgt de link naar de processierups op Wiki. Oeps, maar goed dat we de ‘lieve beestjes’ niet hebben aangeraakt…

Cuenca
Rupsje(s) nooitgenoeg, of nooitgenoeg rupsjes?

Gestrand

Van de schrik bekomen doe ik een verse poging in Hare Gaina. Déjà-vu. Ik strand net als drie jaar geleden op precies hetzelfde punt. “Hopeloos!” Richard is ervan overtuigd dat ik sterker ben dan toen. Ik twijfel. Een crux waarbij ik moet springen is écht een brug (sprong?) te ver. Dan maar met verstand op nul. “Hebbes!” De eerste horde is overwonnen, om in hardlooptermen te spreken, maar daarna volgt nog zo’n 15 meter aan technische passen op afgeklommen treden. Ik krijg er de bibbers van. Ik klamp me wanhopig vast aan de lichtgrijze rots en ga bijna de mist in bij de laatste pas. Maar daarna: victorie!

Artificieel

Ook old-school in Cuenca: sommige grepen zijn artificieel, dus gehakt of geboord in de rots. Normaliter lopen we met een grote boog om zo’n route heen, maar voor Woody (7a+) maken we een uitzondering. Richard laat deze knalharde route drie jaar geleden achter als unfinished business. Hij wandelt nu gemakkelijk door de krachtige passages. Aflopende grepen, ondiepe gaatjes en slopers. Ik ben ervan overtuigd dat Woody binnen zijn bereik ligt. Richard zweert van niet als bij de laatste meter van de route aankomt. “Het is niet dat er na drie ineens wél goede grepen zitten.” Streep onder Woody en op naar een nieuwe uitdaging. Het zoeken van het dichtstbijzijnde terras.

Cuenca
Girl power in Conculín (6b)

Tranquillo

Officieel hoort deze sprookjesachtige vallei niet bij Cuenca, maar met een rit van amper 30 minuten is Valeria een must do. Geelgrijze torens van kalk verdelen de vallei in tweeën: de westkant is voor klimmers, de oostkant voor roofvogels. Zoals het hoort. Valeria is in alle opzichten de tegenpool van Cuenca: de routes zijn mild maar fair gewaardeerd, de haken overvloedig aanwezig en de sfeer tranquillo.

Valeria, Cuenca
Vale gieren domineren de oostelijke vallei

Snack time

We klimmen een aantal technische zesdegraads routes in sector Chopera Sur en  Huerto de Mencho en ploffen neer op het picknickveldje naast het massief. In goed gezelschap van tientallen cirkelende vale gieren. “Ze hopen vast op een sappig hapje klimmer.” Zoveel geluk hebben ze niet.

Mijn top 5 routes in Cuenca
  1. Hare Gaina (7a), El Camino
  2. Euforia (7a), Alfar
  3. Al tran tran (6c+), Alfar
  4. Magnificat (6a+), Huerto de Mencho (Valeria)
  5. Bailarinas finas (6b+), El Camino

Zandstenen vleeseters in boulderparadijs Albarracín

Sinds de opening van Bruut Breda ben ik nóg een tikje verslaafder geraakt aan boulderen. Als je dan op steenworp afstand bent van boulderparadijs Albarracín kan een road trip natuurlijk niet uitblijven.

Middeleeuws mooi Albarracín

Een rit vanuit NL is zo’n 1700 km. Vanaf ons appartement in Cuenca rijden we nu in krap twee uur door de prachtige friás naar het Middeleeuwse stadje Albarracín. Ik raak de tel kwijt bij het aantal roofvogels dat we onderweg spotten. Onze uitvalsbasis voor het weekend is Casa el Rodeno aan de rand van Albarracín, dat zijn grillige vormen dankt aan de rivier Guadalaviar. De vuurrode zandstenen kasteelmuur torent hoog boven ons uit en vormt het sluitstuk van een pittige wandeling naar het hart van de stad, op zo’n 1200 meter boven de zeespiegel. De ‘architect’ van weleer heeft er een kluif aan gehad: geen straat is recht, geen huis waterpas.

Albarracín
De kasteelmuur torent uit boven Albarracín

Op de gok

We huren een crash pad bij de lokale klimwinkel Sofa Boulder en rijden enthousiast richting de bouldergebieden. Heel even overweeg ik een topo te kopen, maar de Hollander in mij vindt het ‘zonde’ om voor één weekend een compleet boekwerk aan te schaffen. Dus: op de gok het bos in, Spanjaarden met bouldermat achtervolgen en maar duimen een toffe boulder te vinden.

Albarracín crash pad
Mat op pootjes

Techos

De eerste dag lukt dit aardig en wandelen we van de centrale parkeerplaats in vijf minuten naar sector Entre Aguas. Direct is zichtbaar waar Albarracín berucht om is: grillige, knalrode blokken van zandsteen met gigantisch overhangende daken (‘techos‘). De boulders zijn niet hoog, gelukkig. In tegenstelling tot Fontainebleau lukt het na een geslaagde klim weer veilig en ‘waardig’ met de voetjes op de grond te landen. Regelmatig stond ik in de Franse bossen met tranen in mijn ogen op een blok van 5 meter om te roepen: “Laat me hier maar achter!” 

Pockets in Albarracín
Pockets op Bloc 1 (6a)

Schouder power

De blokken in Albarracín zijn genummerd en de meeste boulders hebben een naam. Tenminste, dat weet je als je de topo koopt. Wij zoeken achteraf de waardering van de boulders via de website van het gebied. De eerste die ik probeer is boulder 9 op Bloc 1. Een stevige instap met een foot hook, afblokken naar een aflopende greep om daarna nog een keer je voet te haken. Technisch geen hoogvlieger, maar mijn schouders zijn merkbaar niet meer aan dit soort maximale inspanning gewend na twee maanden lange routes klimmen…

Bloc 16 Albarracín
La abuela del Titanic (6a)

 

Vleeseter

Dag twee kammen we de bossen van Albarracín verder uit op zoek naar El Verano (8a). Niet om zelf te proberen, natuurlijk. Dit gigantische blok, beroemd om zijn gelijkenis met een varaan, wil ik met eigen ogen aanschouwen. “Kan niet missen“, zeg ik hoopvol terwijl ik bijna struikel over mijn crash pad. Twee uur verder: (heel) veel blokken gezien, maar geen grote vleeseter. Zelfs geen spoor van magnesium gevonden. De uitgestrektheid van dit magische gebied is overweldigend. Een vriendelijke Spanjaard ziet ons sukkelen en wijst de weg naar sector Tierra Media, die precies aan de andere kant van het gebied ligt. Het enige waar ik op dit moment aan denk: “Tapas met een wijntje“. Les geleerd. Thuis bestel ik meteen een topo. ?

Chulilla: van vergeten vallei naar hotspot

Het moet een vreemde gewaarwording zijn geweest in het anders zo rustige Chulilla; stoere, langharige mannen in multicolour spandex die de moeilijkste rotsen trotseren.

Uit de mode

Chulilla ligt verscholen in de Valenciaanse bergen en wordt zo’n 22 jaar geleden ontdekt door een groepje fanatieke klimmers, waaronder Pedro Pons. De jongeren uit het dorp raken snel besmet met het klimvirus en zo ontstaat in de jaren ’90 een fanatieke klimmers scene. Begin 2000 raakt Chulilla weer even uit de mode. Tot Pons in 2006 in Las paredes del pantano de mogelijkheid ziet voor het openen van nieuwe, nóg langere routes.

Hoog gegrepen

Chulilla is een bestemming waar je niet 1 2 3 aan denkt bij het plannen van een klimtrip. Een vriendelijk koppel uit Valencia prijst in 2015 hun thuisgebied enthousiast aan. “Het is een prachtige, groene vallei met technische routes vanaf 35 meter. Perfect als je 7b of hoger klimt.” Oh, dat is wel érg hoog gegrepen. “Maar je kunt er ook prachtig wandelen over hangbruggen in Los Calderones en stappen in Valencia.” Nou goed dan, ik ben om! We checken begin mei in bij La Muela en sjouwen onze klimtassen, (mijn) grote kledingtassen en je-kunt-maar-wat-in-huis-hebben boodschappen de derde etage op. Het uitzicht: klimwanden zover het oog reikt!

La Muela Chulilla
Room with a view in Chulilla

Chulilla = hotspot

Onze eerste klimdag kiezen we voor sector Pared blanca op enkele minuten rijden van Chulilla. Het is rustig op de parkeerplaats. Heel rustig. Waar zijn alle klimmertjes gebleven? In Catalonië kon je over de koppen lopen.  Dan valt het muntje: Chulilla is heet nu. Heet! Ik ben in mijn enthousiasme vergeten dat het een typische winterbestemming is. Een ware hotspot. De routes liggen te bakken in de zon, behalve de sector die Pedro Pons bij het openen van routes als kers op de taart bewaarde. Fjoe. In sector Monte de venus speuren we de wand af op zoek naar een ‘gemakkelijke’ route: Periclónica (7a). We wagen het erop.

Sector Monte de Venus, Chulilla
Richard in Periclónica (7a)

Periclónica

In tegenstelling tot de stijl van Margalef – spierballenwerk op voornamelijk gaatjes – kan nu het technische voetenwerk onder het stof vandaan. De eerste meters van de route: keihard boulderwerk op kleine randjes en zijgrepen. De crux van Periclónica bevindt zich bij het derde setje. Staan op niets, hand ‘vastgeplakt’ op nog minder, een voorzichtige pas opzij en dan Poef! naar een aflopende greep. Richard gelooft het wel en hangt het derde setje in met de clipstick om daarna veilig verder te klimmen. De rest van de route is onbeschrijflijk mooi. Elke passage een nieuwe verrassing: subtiele randjes, kruispassen, dynamiek, aflopende grepen, balanspassen en een onverwachte finale met atletisch tufaklimmen! Richard klimt Periclónica, nadat hij de crux heeft doorgrond, vlotjes uit.

Monte de Venus, Chulilla
Focus

Een beetje dom

Mijn lengte zorgt voor een kleine extra handicap. Na zo’n tien keer proberen, zuchten en poffen lukt het me om de crux te klimmen. De rest van de route is gemakkelijk, dus ik klim zelfverzekerd door. Tot zo’n 5 meter  voor de ketting: kleine scherpe randjes en kleine aflopende voetreden. Oeps, waar zat die volgende greep ook alweer? Ik houd zo lang mogelijk vast, maar de verzuring slaat genadeloos toe. “Dom hé, hier eruit vallen?” Richard kan het alleen maar beamen… Les geleerd: onderschat nooit een route en bekijk bij het uitwerken óók de gemakkelijke passages… De volgende dag klim ik Periclónica uit evenals de naastgelegen route Brazo corto, bolsillo largo (7a).

Periclónica (7a), sector Monte de Venus Chulilla
Uitwerken = resultaat

Bungelende ham

Moe en tevreden genieten we van een wijntje op ons dakterras. In mijn mailbox wacht een uitnodiging van Enrique, eigenaar van La Muela, voor La Enramá. Dit dorpsfeest vindt jaarlijks de eerste zaterdag van mei plaats en draait om tradities. Jongens en meisjes rijden in klederdracht door de nauwe straten van Chulilla. De jongens hangen ‘s avonds – als teken van liefde – een tak aan het balkon van hun dames. Het meest spectaculaire onderdeel: El Pollo. Deelnemers vormen menselijke torens om als eerste een 6 meter hoog bungelende ham aan te raken. Zonder valmatten, het blijft Spanje. Een oudere meneer vertelt ons glunderend dat zijn kleindochter meedoet. En wanneer het feest klaar is: “Finito”.

Mijn top 5 routes in Chulilla
  1. Brazo corto, bolsillo largo (7a), Monte de Venus
  2. Periclónica (7a), Monte de Venus
  3. Pasajeros del silencio (6c+), Oasis
  4. Magnetoresistencia gigante (6b+), Oasis
  5. Los animáculos de la placa (7b = Richard’s project), Oasis

Starstruck in Spanje: van Dani Andrada tot Tom Bolger

Een lange klimtrip in het voorjaar is de beste beslissing ooit! Perfecte condities en de kans om topklimmers uit alle windstreken in actie te zien. En dan sta je oog in oog met Dani Andrada…

Brug te ver

Op een mooie zonnige dag rijden we naar sector Can Codolar in Siurana. Het doel: Bindelef (7a+) uitpuzzelen. Richard klimt deze 35 meter lange verticale route een aantal dagen eerder en vindt dat ik er serieus werk van moet maken. “Je kunt alle passen“. Ik ben (heel) sceptisch en blijf hameren dat dit écht een brug te ver is. De passen maken is één, maar 35 meter technische foefjes volhouden is twee.

Ochtendhumeur

Bindelef is één van de meest populaire routes in Siurana. Ik zet de wekker lekker vroeg om als eerste bij de sector aan te komen. Slaapzand en een vertrouwd ochtendhumeur zorgen voor een waardeloze eerste poging. Van boulderstart op kleine randjes, krachtpassen, subtiele traverse tot relatief gemakkelijk uitklim: elke passage klim ik met veel gepiep, geklaag en talloze bloks. De middenpassage over een scheur sla ik helemaal over. Zelfs Richard gooit de handdoek bijna in de ring. Het is vast pijnlijk om te zien hoe slécht ik de route uitpuzzel. “Ik ben een diesel! Geef me wat tijd“, wetend dat dit waarschijnlijk op een teleurstelling gaat uitlopen.

Siurana
De Diesel

Ready for take-off

Zoals altijd neem ik de tijd om mezelf te herpakken. Banaan. Mueslireep. Slokje water. En gaan! Mijn humeur is inmiddels ontdooid en mijn spieren soepel. De eerste sectie klim ik vlot. Daarna de technische passen over een crack. Die gaan ook goed. De crux – een verre pas van een piepklein ondergreepje naar een zijgreep – moet nog komen. Ik voel me op dit punt opvallend ‘vers’ en in mijn hoofd speelt al een overwinningsdeuntje.

Adem

Maar als ik de pas probeer ben ik ineens de voetvolgorde kwijt. “Waar zitten die #*#** treetjes?”  Bang om eruit te vallen klim ik een meter terug naar de laatste grote greep. Moet je niet doen. Nogmaals de pas. Weer hetzelfde. Ik neem een diepe teug adem en mijn geheugen komt gelukkig terug: daar moet die voet! De crux is gelukt, maar ik heb zoveel energie verspild dat de verzuring toeslaat. Ik verpest het bijna in de gemakkelijke passen die volgen; linkerhand in plaats van rechterhand, gevolgd door een handwissel. Op het nippertje bereik ik de gemakkelijke finish en klim ik Bindelef!

Bloc del Pork
Doorbijten!

Frozen

Deze dag (week, jaar?) kan niet meer stuk. Moe, voldaan, euforisch lopen we naar de auto. Een dag later laat ik mijn ouders, die kennismaken met het aparte leven van een klimmer, Bindelef zien. Twee seconden later loopt een Spanjaard – moe, zuchtend, magnesium nog op zijn gezicht – naar zijn auto. En dan sta je naast Dani Andradi. Ik krijg geen Ola over mijn lippen. Richard ziet hoe moe Andrada is en bekijkt dit unieke tafereel van een afstand.  Andrada zelf is blij als hij zijn touw in zijn oude Corsa’tje gooit en kan neerploffen. “Dat is Andrada“, fluister ik. Mijn moeder: “Wie?” “Eén van de beste klimmers ter wereld. Zeg maar gerust de George Clooney van Catalonië.” Vader: “Zal ik een foto van hem maken en een handtekening vragen?” “Nee, doe maar niet. Hij is vast moe van het klimmen.” Zo sta je oog in oog met je idool en bevries je.

Chachi qui Chapi, Margalef
Pief Paf Poef in Chachi qui Chapi (7a), Margalef (foto: Ben van der Veeke)

Onderdompeling

Bij een onderdompeling in het klimleven hoort ook zelf klimmen. We rijden naar Bloc del Pork in Margalef. Mijn vader toont solide voetwerk, terwijl mijn moeder zich ontpopt tot enthousiast klimfilmmaker. Op 100 meter afstand zien en horen we klimmers in sector Racó de la Finestra, waar de afgelopen weken de nodige 9a’s sneuvelden.

Margalef
Racó de la Finestra (foto: Marian Ros-van der Veeke)

Margalef
6a+ op Bloc del Pork (foto: Ben van der Veeke)

Margalef
Bloc del Pork = hoger dan je denkt (foto: Ben van der Veeke)

Niet genetisch

Richard en  mijn vader besluiten een kijkje te nemen: “Zo’n overhangend dak heb je nog nooit gezien!” Mijn vader, getalenteerde fotograaf, legt alle vlinders, bloemen, rotsen en mensen vast die hij tegenkomt.

Racó de la Finestra
Tom Bolger in project (9a?) (foto: Ben van der Veeke)

‘s Avonds lopen we door de foto’s heen en spotten we een wel héél bekende naam: Tom Bolger. Starstruck-ness zit duidelijk niet in de familie…